Wednesday, July 13, 2005

Op weg naar Cody

De kinderen zijn opgelucht, dat dit de laatste heel vroeg op ochtend is. Ze rollen waarempel bij het vooruitzicht van wat langer slapen morgenochtend zo hun bed uit! Omdat we gisteravond hebben gedoucht en ingepakt zijn we zo klaar. We checken uit het hotel en na het laatste McDonald’s ontbijt en gauw even tanken (zo’n SUV drinkt benzine als een gek, dat merken we deze vakantie wel!) rijden we om kwart over acht voor de laatste keer via de West ingang Yellowstone binnen.

Met een beetje weemoed zien we het adelaarsnest voor het laatst, helaas is er vanochtend weer niets te zien. Even later zien we op de rivier wel een heel stel zwanen en die had ik nog niet op de gevoelige plaat vastgelegd. Ze zijn wel dichtbij, maar in de schaduw. Het zijn prachtige dieren!

Volgens Kai (die Saskia’s boek ervoor raadpleegt) ligt er grizzly poep langs de kant van de rivier. Dat is dan waarschijnlijk het enige wat we in het wild van deze magnifieke dieren zullen zien. Maar we mogen helemaal niet klagen over de hoeveelheid wilde dieren, die we deze week hebben gezien!

We rijden van Madison junction, waar de kudde elks weer ligt, naar het Norris geyser basin. Het valt ons op, dat de dieren vrij plaatsgebonden zijn. Iedere dag zien we op ongeveer dezelfde plek dezelfde dieren. Dit geldt voor de elks en de bisons, vooral. Hoewel de beren ook vrij territoriaal schijnen te zijn.

Het Norris geyserbasin wordt als een van de mindere beschreven in de boeken, maar we hebben tijd om er tenminste een gedeelte van te bekijken en vooral Steamboat geyser klinkt interessant. Deze geyser is de hoogste in Yellowstone als hij uitbarst, maar hij is onbetrouwbaar, er zijn periodes van 50 jaar tussen uitbarstingen geweest en dan opeens weer iedere 4 dagen. De laatste uitbarsting was 23 mei. De periode voor een nieuwe uitbarsting wordt gekenmerkt voor spurts van 5 tot 10 meter hoogte. En die zien wij dus. Kai en Saskia zijn er meteen van overtuigd, dat hij ieder moment zal uitbarsten en staan erop op het bankje te blijven kijken.

Katja wil terug naar de auto, die voelt zich niet zo lekker. Rick en ik lopen verder naar Echinus geyser. Het leuke van de geysers is hun onvoorspelbaarheid. Aan de andere kant is dat ook frustrerend. Echinus barst iedere 1 tot 4 uur uit en terwijl wij er zijn bubbelt hij over en dat is volgens het boekje van de National Park Service een indicatie, dat hij op het punt staat om uit te barsten. Maar we hebben niet zoveel tijd en na de lange wachttijd voor Great Fountain Geyser de eerste dag weten we, dat de voorspellingen lang niet altijd precies zijn.

We lopen weer terug naar Kai en Saskia, die nog steeds gebiologeerd naar Steamboat geysers uitbarstinkjes zitten te kijken. Het kost veel moeite ze ervan te overtuigen, dat een uitbarsting nog maanden op zich kan laten wachten. Ik kan me voorstellen wat ze denken, want ik heb zelf ook de neiging bij iedere spurt te denken, dat dit “het” is.

Kai en Saskia hebben het hierna wel gezien en gaan naar de auto, maar Rick en ik willen ook het Porcelain Basin nog zien. Dit geyser basin ziet eruit als een maanlandschap. Overal zie je rokende pluimen en diepblauwe bronnen, met op de achtergrond de dennenbomen. Het is niet zo spectaculair als de andere geyserbasins, dat is waar, maar ik kijk wel mijn ogen uit. Vooral de regenbogen in de stoom van de steamvents vind ik mooi, het geeft zoveel meer kleur aan het geheel!

Halverwege gaan we toch maar terug, drie kinderen alleen in een auto vertrouwen we niet, bovendien is het inmiddels flink warm geworden.

We rijden verder richting Mammoth Springs. Dit is de tweede keer, dat we deze weg rijden, maar hij lijkt nieuw, want de vorige keer was het bewolkt en mistig weer. We stoppen bij Rustic Falls, een waterval, die we de vorige keer gemist hebben. Het landschap is nog mooier nu het zonnig is.

Rick en ik bespreken waar we lunch zullen eten. Restaurants zijn in dit park niet wijd gezaaid en het is pas net na tienen. We zullen dus rond 11 uur in Mammoth Springs aankomen en dat is wel erg vroeg voor lunch. Maar ik wil, nu het zulk mooi weer is, ook een paar van de terrassen daar nog eens zien.

De kinderen zijn uitgewandeld en gekeken, dus zet Rick me af bij de houten plankenweg naar Canary Spring. Dit is een bron/terras, dat we de vorige keer gemist hebben en het schijnt een van de mooisten te zijn. Inderdaad zijn de kleuren fantastisch en Rick en Kai komen toch ook maar kijken.

Daarna loop ik verder naar boven naar New Blue Spring, ook al zo’n kleurig geheel. Onderweg hoor ik allerlei talen, vooral Slavische talen. Toch valt het ons op, dat er hier heel veel Amerikanen zijn en velen zijn van heinde en ver komen rijden! Vanuit de zuidelijke en oostelijke staten is dit toch een paar dagen rijden. Iets ander dat ons opvalt, in tegenstelling tot andere (pret)parken, is dat er niet veel zwaarlijvige mensen rondlopen. Misschien ook wel logisch, want er is toch best wel wat fysieke kracht nodig voor zelfs de dichtstbijzijnde uitgangspunten. Aan de andere kant valt het ons op, hoeveel van de paden voor rolstoelen gangbaar zijn gemaakt en we zien zelfs een blind paar op een van de wandelingen, met een geleide hond.

Als we alle terrassen, die we nog eens wilden zien, gezien hebben, is het toch al 11:30 en we zoeken de Mammoth Dining Room op. Hier krijgen we weer een heel lekker menu voor onze neus. Sylwia, een Poolse (Xanterra heeft ontzettend veel Oost-Europese mensen in dienst), is onze serveerster. Ze is erg attent. Zoals al vaker deze vakantie bestel ik de forel, die uit dit gebied komt. Dit keer op een spinazie salade in gerookte vorm. Het smaakt weer heerlijk.

Na het eten gaat Rick met Saskia een ijsje kopen en dat duurt nogal lang. Katja, Kai en ik liggen intussen lekker in het gras bij de auto. Natuurlijk zijn hier andere insekten en Katja vindt een enge met lange vleugels, die ze op mij probeert te laten springen. Ik moet niets van insekten hebben, dus einde rustig genieten in het gras!

Saskia en Rick keren terug met een huckleberry ijsje. Huckleberries zijn hier een plaatselijk genot. Na dat gedeeld te hebben vertrekken we richting Tower.

Daar hebben we een paar dagen geleden de beren gezien en we hopen natuurlijk weer dat geluk te hebben. Onderweg zien we voor het eerst een kudde pronghorn antelopes in de verte. Mooie dieren, maar te ver weg om te fotograferen. Even later ligt er een mannetje niet al te ver van de weg en die fotograferen we ruimschoots en bekijken zijn prachtige kleuren. Wat een mooie dieren zijn dit!

Bij Tower is het helemaal stil, geen beer te bekennen. We hebben maandag echt geluk gehad, waarschijnlijk had het slechtere weer daar ook mee te maken.

We rijden verder naar de NorthEast entrance (of exit voor ons). We hebben heel wat tips gekregen online en een ervan is het rijden van de ruwe weg naar Slough Creek. Helaas is het midden op de dag en nog heet ook, dus geen dier laat zich zien.

We zetten onze rit voort en rijden door de Lamar vallei. Daar zien we net zoveel bisons als gisteren in de Hayden vallei, zo niet meer. Maar ze zijn allemaal flink ver weg. We zijn nu als zo blase, dat we er niet meer voor stoppen.

Even later rent er een coyote op de weg voor onze auto uit. Dit dier is duidelijk verkozen om te volgen door de NPS, hij (zij?) heeft een antenne om en knoppen in de oren. Zo lijkt een dier minder wild, maar dat is natuurlijk niet het geval, er worden allerlei voorzorgsmaatregelen genomen, dat dieren niet aan mensen gewend raken. We nemen rijkelijk foto’s van de coyote, want die poseert netjes en verdwijnt dan in de sagebrush.

Behalve dieren zijn de wilde bloemen ook prachtig in het park. Gele, blauwe (zelfs gentianen bij de geyser basins en lupines op andere bergen) en roze (phlox) bloemen bloeien overal. Op hogere plekken bloeit een heel delicaat vergeet-me-nietje. Die kleur overal maakt alles net zoveel mooier.

Bij Soda Butte, een bergje gevormd door een vroeger actieve bron, stoppen we voor foto’s. Rick ziet net een bison achter de steen verdwijnen en we lopen er dichterbij. Hij (de bison) loopt op zijn dooie gemakje (het is moeilijk voor te stellen, dat ze ook kunnen rennen, maar we hebben dat ook zien gebeuren) door het veld en vervolgens in de modder rond de bron. Daar drinkt hij wat en wij nemen foto na foto. En dan opeens komt hij achter ons aan. Na de verhalen van toeristen, die op de hoorns genomen zijn, maan ik Rick (die de grootste durf al is!) en de kinderen om zich terug te trekken. Gelukkig doen ze dat ook, want meneer de Buffalo komt wel degelijk onze kant op. Heel gemoedelijk loopt hij de straat over het gewas in en uit het zicht.

Door een landschap met prachtig gestreepte bergen, Abiathar piek (3331m) en Baronette piek (3171m) rijden we naar de uitgang. Daar zien we het historische National Parks gebouw en dan rijden we op route 212, de Beartooth Scenic Highway. We rijden langs log cabins (helemaal van boomstammen gemaakte huisjes) naar Cooke City, een leuk klein Westers plaatsje. De weg wordt daarna heel ruw. We moeten wachten op wegwerkzaamheden en dan zeker 5 mijl over onverharde weg rijden. Gelukkig verbetert het daarna meteen.

We weten, dat we niet de hele Beartooth Highway kunnen rijden, het westelijke gedeelte is gesloten. Maar dat zouden we toch niet doen, want Cody ligt ten zuiden van deze weg.

Na een aantal mijlen zien we het Beartooth meer en Beartooth Butte (een steile berg). Zo mooi, dat we voor foto’s stoppen en naar beneden lopen om te voelen hoe koud het meer is (koud! Ik ben er met mijn sandalen in gelopen en laten we zeggen, dat het geen zwembad temperatuur had!). Meteen worden we opgevreten door de muggen, die hier wel heel erg aanwezig zijn! We rennen maar gauw weer naar boven, de relatieve veiligheid van de auto tegemoet.

Ik was blij te vernemen, dat we het oostelijke gedeelte tot de top konden rijden. Deze weg wordt alom als de mooiste in de VS gezien en we begrijpen waarom. De vergezichten zijn adembenemend! Als we boven de sneeuwgrens zijn, stappen Rick, Kai en ik uit om naar een stuk sneeuw te klimmen en de kou te voelen. Kai vindt het prachtig, hij realiseert zich, dat het wel een half jaar kan duren voor hij dit weer voelt. De meisjes hebben genoeg van de muggen (die op deze hoogte niet aanwezig zijn) en blijven in de auto.

Niet veel verderop bereiken we het hoogtepunt van de pas op 3334 meter. Het waait er behoorlijk, maar we lopen toch naar de kant. Hier kijk je over de hele vallei uit op de Absaroka bergen. Jammer, dat we naar het zuidwesten kijken en de zon toch min of meer tegen hebben.

Met verschillende fotostops rijden we naar beneden en beginnen aan de Chief Joseph Scenic Byway. Ook deze weg biedt fantastische uitzichten over weer heel andere landschappen. Het geschreven woord voldoet niet, maar ik verzucht tegen Rick hoe mooi dit land toch is. De landschappen zijn onvoorstelbaar. Jammer alleen, dat de originele bewoners, die je vooral in een gebied als dit mist, zo wreed verjaagd zijn. De naam van de pas waar we over gaan “Dead Indian Pass” getuigt daar van. De Nez Perce werden door het Amerikaanse leger vervolgd en ontsnapten gelukkig, maar een van hen ging dood, vandaar de naam van de pas.

Overal zien we houten poortjes van ranches, elk met hun brand ijzer logo erop. We zien een paar kuddes vee, maar niet dichtbij genoeg om te zien of ze ook zo’n brandmerk hebben.

De weg is vrijwel uitgestorven. Een of twee auto’s komen langs als tegenligger en we zien een paar brandweer wagens, misschien om bosbranden voor te zijn? We zien de huizen van de ranchers en vragen ons af waar zij hun boodschappen halen. Dit is al zo vaak iets waar ik me in dit land over verbaas. Mensen wonen echt mijlenver van welke plaats dan ook!

Eindelijk na wat ik een lange rit naar beneden vond, bereiken we Cody. Dankzij een tip van Anese (bedankt!) zoeken we het Irma restaurant op. Hier hoeven we maar tien minuten op een tafel te wachten en het eten is ronduit voortreffelijk. Ook de sfeer is bijzonder, aangezien Buffalo Bill in dit hotel/restaurant een permanente suite en kantoor had. Rick, Katja en ik bestellen filet mignon en zijn het erover eens, dat het buitengewoon goed smaakt.

We zijn nu allemaal moe van de dag en klaar om ons hotel op te zoeken. Ik had gehoopt iets dichter bij het centrum te zitten, want de Beartooth Inn blijkt zo’n 4 km erbuiten te liggen. Maar onze kamer kan niet beter! Twee dubbele bedden en twee enkele bedden staan er. Met de luchtmatras heeft iedereen zijn eigen bed. En we hebben gratis (vrij snel!) draadloos internet. Wat wil je nog meer!

1 Comments:

Blogger Nel said...

Wat is dit toch een prachtige reis, ik geniet alleen al van je verhaal en ik ben er niet eens in het echt......
Jammergenoeg nog maar 2 dagen en dan zijn jullie weer thuis. Ik denk dat er nog veel over deze reis zal worden nagepraat in Vienna.

4:05 AM  

Post a Comment

<< Home